Geef mij een groot gevoel, dacht hij, geef mij een reden om door te gaan, geef mij een vinger zodat ik weer kan geloven dat de hand bestaat.
Cijfer: 5,5 (van 10)
Met de online leesclub lezen we drie Nederlandse romans die we kiezen uit de leeslijst van Senia. Het tweede boek was Gezichten van Glas van Michiel Lieuwma. Lieuwma schreef eerder Paaltje aan de Horizon, maar ken je misschien beter als onderdeel van De Snijtafel en vooral de analyse van Het Koningslied. Het verbaasde me enigszins dat dit boek op de lijst voorkwam, omdat het niet breeduit is besproken in de media en over het algemeen weinig bekend is bij het brede publiek.
Gezichten van Glas gaat over een cabaretier, een kunstenaar en een idealiste die noodgedwongen tijdelijk in hetzelfde huis wonen. Ze worstelen elk op hun eigen manier met de betekenis van hun bestaan en zoeken naar een manier om een waardevolle bijdrage aan de wereld te kunnen leveren.
Meer over de plot hoef ik eigenlijk niet te schrijven, omdat het boek in essentie over bovenstaande gaat. De worstelingen van de hoofdpersonen worden door middel van langdradige interne monologen beschreven en hebben waarschijnlijk het verkapte doel de lezer aan het denken te zetten over zaken als kunst, ontwikkelingshulp en commercie . Het boek heeft daarmee een filosofisch karakter wat het tempo uit het verhaal haalt en maakt dat ik dit boek meer zag als een mijmeringen van Lieuwma die via de opgeschreven monden van de hoofdpersonen naar buiten kwamen.
Wie mijn boekrecensies leest, weet dat ik een boek beoordeel op het verhaal en niet zozeer op schrijfstijl en techniek. Een verhaal moet iets van emotie teweeg brengen. En in ieder geval moet die emotie ervoor zorgen dat ik zin heb in het boek. Het is net als seks: als een vent niets in me losmaakt dan heb ik ook geen zin in seks. Dit boek liet me koud qua emoties. Ik kan weinig met boeken die een sterk filosofisch karakter hebben ik denk dat filosofie tot leven komt tijdens een dialoog in het echt. Alleen erover lezen verveelt me, misschien schiet mijn intelligentie ook wel tekort. Maar dergelijke passages gaan het ene oog in en het andere oog weer uit.
“Hij geloofde niet dat kunst de wereld kon veranderen, maar wel dat er een tussenweg bestond, een uitweg uit het benauwende doolhof dat door de architecten van de bureaucratie was ontworpen om blinde consumenten gevangen te houden – het systeem waarvoor de kunstenaar als batterij werd ingezet.”
Dat het boek me niet boeit betekent niet dat ik het een slecht boek vind, sterker nog, het is verdomd goed geschreven. Ik denk dat Lieuwma een zeer begaafd schrijver is. Sommige zinnen en synoniemen zijn prachtig gevonden (zie de voorbeeldzin aan het begin van dit blog). En ik krijg het gevoel dat Lieuwma niet over één nacht ijs gaat met zijn schrijfsels, dat er goed is nagedacht over de woorden en structuren. Daarnaast geeft hij blijk ook nog eens behoorlijk wat research te hebben verricht voor het boek. De passages over de BKR-regeling zijn interessant en daar kan je daadwerkelijk wat van opsteken.
De cynische toon die Lieuwma hier en daar hanteert als hij over de wereldjes schrijft die in het boek voorkomen bevalt me. De kritiek op de kunstenaar als uitbuiter van anderman leed, de hypocrisie van de NGO’s en überhaupt het individu in de moderne samenleving is herkenbaar. Wellicht had Lieuwma hier meer met humor op kunnen inspelen in plaats van de filosofische passages eindeloos in verschillende vormen te herhalen. Dan was het boek wat lichter verteerbaar geweest.