Acht vrouwen zitten in kleermakerszit in een kring, hun zwangere buiken leunend op hun dijen. Die dijen, zo zegt de fysiotherapeute, zullen waarschijnlijk wel wat voller zijn dan je gewend bent.
Ook in je dijen ligt alvast wat vet opgeslagen voor de melk die de baby straks gaat krijgen. In de spiegel van de oefenruimte ontwaar ik mijn gezicht dat lijkt op een vette dij waarin twee rozijntjes, de ogen, zijn gedrukt. De deelnemers aan de zwangerschapscursus mogen vertellen hoe het deze week met hen gaat, wat voor werk ze doen en of ze al opvang geregeld hebben.
Opvang is een serieuze zaak voor de moderne, zwangere vrouw. In Amsterdam moet je al een plek reserveren als je van plan bent om te stoppen met de pil, want anders gaat het nooit lukken om die baby die je zo graag wilde 4 dagen per weken bij je vandaan te houden. Het helpt ook, zegt de fysio, om wat extra aandacht te schenken aan de opvang: regelmatig bellen om te informeren hoe het met je inschrijving staat en als de baby geboren is kun je langsgaan met beschuit met muisjes. Ik ken een verhaal van een dame uit Amsterdam-Noord die wist dat de directrice van een kinderopvang lesbisch was en zichzelf heeft aangeboden in ruil voor opvang voor haar kindje, denk ik, maar ik zeg niets. Deze zwangerschapscursus nodigt op de een of andere manier niet uit tot grappen maken. Voor een cursus waar zoveel wordt gepuft, is hij weinig luchtig.
De meeste vrouwen hebben de opvang geregeld. Bij elk positief verhaal klinkt er een gezamenlijke zucht van opluchting. Eén vrouw heeft een grote fout begaan door de baby pas twee maanden geleden te hebben ingeschreven bij acht verschillende opvanglocaties. De zwangeren willen haar geen angst aanpraten, dus niemand zegt iets, maar iedereen weet: dit gaat niet goed komen. Grote kans dat zij over een half jaar afgepeigerd met haar kind van de ene oppaslocatie naar de andere reist om al haar rollen te kunnen combineren.
Als laatste is Jasmijn aan het woord. Jasmijn is de enige die haar buik niet trots showt in een strak zwangerschapstuniekje. Ze verstopt hem onder een grote, grijze trui met de tekst “Stay healthy, drink water”. Ze heeft dun, blond haar dat ze met een elastiekje bij elkaar gebonden heeft tot een speels staartje. Jasmijns gezicht lijkt niet op een dij met rozijnen erin, maar eerder op een vers geoogste perzik. Ze verwacht een jongetje. Men zegt dat meisjes de schoonheid van hun moeder stelen en jongens juist schoonheid schenken. In dat geval verwacht ik zeker weer een meisje.
Jasmijn geeft aan dat ze net van baan is gewisseld, ze doet iets met hydraulische pompen in Oost-Europa en moet daarvoor veel reizen. Daarom hebben ze geen opvang geregeld, maar een au-pair. De andere vrouwen laten nu jaloers van zich horen ‘zo zo’, ‘toe maar’, ‘lekker hoor,’. “Een Thaise” voegt Jasmijn eraan toe alsof het over een restaurant gaat. Het voelt een beetje vreemd, het benadrukken van de herkomst van de au-pair. Ik ben een leek op au-pair gebied. In mijn fantasie is de au-pair een tengere Française die stiekem dunne sigaretjes rookt in haar vrije tijd. De Thaise au-pair is nieuw voor mij. Maar kennelijk is het de moeite waard om te benadrukken dat ze Thais is. Zijn er nationaliteiten die minder goed te boek staan als au-pair? Is de Thaise au-pair bijvoorbeeld de Tesla onder de au-pairs en de Poolse dan de Renault? Jasmijn vervolgt haar verhaal: ze zitten midden in een verbouwing, want de au-pair krijgt een eigen kamer in het huis. Ze komt halverwege mei. Dan beginnen de perzikwangetjes van Jasmijn nog meer te glanzen en haar blauwe ogen lichten op. Ze haalt haar schouders op en laat ze met een zucht weer vallen: “Mijn vriend en ik zijn echt gek op Thais eten, we kijken er zo naar uit dat ze elke dag voor ons gaat koken.”