“Mijn zoon vertelde me laatst dat het bij jou in de les altijd een puinhoop is.”
De man tegenover me was groot en massief. De mouwen van zijn overhemd had hij opgerold en zijn blote onderarmen, vol met tatoeages, lagen als twee heftruckvorken op de kleine schoolbank.
“3B4 is een moeilijke groep…” was het enige wat ik kon zeggen.
“Volgens mij is het helemaal geen moeilijke groep, jij hebt ze gewoon niet in de hand. En daardoor staat mijn zoon nu een onvoldoende voor Nederlands.” De man vouwde zijn heftruckvorken voor elkaar, alsof hij wilde zeggen: ‘en nu jij weer’.
“Als dat zo was dan zou de hele klas een onvoldoende staan voor mijn vak,” zei ik stoer.
“Luister eens, ik ben brandweerman, als iemand iets doet dat me niet zint dan pak ik ‘m in zijn nekvel. Dat moet jij ook doen. Zo krijg je respect.”
“Als ik dat doe in het onderwijs ben ik mijn baan kwijt.”
“Misschien is dat sowieso wel beter, je bent te jong en onervaren, misschien moet je een ander vak gaan zoeken.”
Ik stond 4 maanden voor de klas toen ik de ouders van Davy ontving voor een 10-minutengesprek. Nadat ze waren vertrokken, heb ik een potje zitten janken. Ik deed zo mijn best voor die klas, maar elke les voelde als overleven. En dan komt zo’n tank van een vent je vertellen dat je ongeschikt bent. Mijn teamleider zei dat ik het met een korreltje zout moest nemen, die man had het vast niet zo bedoeld. Maar nog steeds, 7 jaar na dato, ben ik het niet vergeten.
In de maatschappij waarin we leven, mag iedereen alles maar zeggen. Overdreven assertiviteit wordt als normaal gezien en zelfs aangemoedigd. Beleefdheid en nederigheid is voor watjes. Als je salarisverhoging of waardering wil, moet je niet afwachten tot men je ziet, je moet eisen.
Zojuist hoorde ik op de radio een interview met Jim de Jong. Ik had geen idee wie deze man is, maar hij blijkt de eigenaar van een zeer goedlopend restaurant in Rotterdam te zijn. Het restaurant heeft geen Michelinster, maar staat er op voor mooie gerechten te serveren. Er is geen menukaart, maar je eet een vier, vijf of zes gangen. De Jong won allemaal prijzen en kreeg lovende recensies, maar na 7 jaar gooit hij de handdoek in de ring en op Radio 1 wilden ze weten waarom.
Allereerst is Jim het afgelopen jaar vader geworden en daardoor wil hij meer tijd thuis doorbrengen. Als de eigenaar van het restaurant staat hij 60 uur per week in de zaak en dat betekent dat er nog maar weinig tijd overblijft voor zijn gezin.
Daarnaast noemde Jim het gebrek aan goed en enthousiast personeel. Het personeel dat enthousiast is, ambieert geen carrière in de horeca, dus het is moeilijk om de goede mensen aan je te binden.
Als laatste zei Jim dat ook de gasten hem soms tot wanhoop drijven. De veranderende maatschappij legt steeds meer de nadruk op bewegen en gezond eten. Dat laat hem steeds minder ruimte om te koken zoals hij dat wil. Het gebeurt minimaal 10 keer op een avond dat gasten redelijk gangbare dingen niet willen eten. Hij noemde het voorbeeld van sesamzaad en ui. “We staan van 11:00 tot 18:00 geweldige dingen te bereiden om vervolgens te horen van de gasten dat het allemaal weer anders moet.” Ik kan me voorstellen dat dat demotiverend werkt; het onderdrukt de creativiteit en de passie.
Het type klant dat Jim demotiveert om te koken is hetzelfde type als de vader van Davy: de mens die zichzelf als middelpunt van het universum beschouwt en geen vertrouwen heeft in de ander. De mens die vindt dat hij recht heeft op een mening over alles. Ik zou willen dat we met zijn allen wat meer op de kennis en passie van anderen vertrouwden en ook al valt het resultaat tegen, dat we dan toch de waardering voor de moeite kunnen opbrengen.
In Japan, waar alles gebaseerd is op respect, eerbied en je juist nederig moet zijn, zullen dit soort situaties niet voorkomen. Niet dat dat het ideale land is om in te leven, verre van dat denk ik als het gaat om ‘jezelf te mogen en kunnen zijn’, maar misschien kunnen we van alle landen en culturen de mooie dingen samenvoegen; dat zou de wereld een stukje mooier maken.