Mijn eerste dag terug in Bussum heb ik werkend en schijtend doorgebracht. Mijn manager vond het ook voor ieder bestwil dat ik vandaag thuis ging werken.
Gisteren op de luchthaven in Catania begonnen mijn darmen opeens te rommelen. Een ongelukkig moment, want als ik ergens een hekel aan heb ik het naar openbare toiletten gaan en al helemaal op luchthavens waar de toiletten vaak niet schoon zijn en de toilethokjes nogal een open karakter hebben waardoor Jan en Allemaal kan meegenieten van jouw blaasorkest. Dus kakken is Catania was geen optie. Dan duurt zo’n vlucht lang. Erg lang.
Maar goed, los van de laatste drie uurtjes was het een actief en ontspannen weekje op Sicilië. We hebben zijn met name aan de oost- en noordkust geweest en we hebben bezoekjes aan steden afgewisseld met ontspanning. Als je op zoek bent naar een weekje zon, cultuur en lekker eten dan is Sicilië een prima bestemming. Een bijkomend pluspunt is dat er weinig Nederlanders waren. We zijn met name Fransen en Duitsers tegengekomen.
Het hoogtepunt van de trip vond ik de bezoekjes aan het Grieks/Romeinse theater van Catania en de rondleiding in het klooster. Het theater was indrukwekkend en authentiek, de rondleiding was leuk, omdat we zo meer begrepen van wat we zagen. Een andere leuke verrassing was Millazo een charmante en schone kustplaats waar weinig toeristen rondliepen. We gingen daar naar het meest noordelijke puntje van Sicilië om de verkoeling te zoeken in het maagdenbad.
Tegenvallers vond ik Cefalu en Palermo, beide ontzettend toeristisch. In Palermo bezochten we de catacomben (behoorlijk creepy met 8000 skeletten) en daarna gingen we naar het Normandische paleis waar het stikte van de toeristen en de tickets te prijzig waren voor wat je ervoor te zien kreeg.
Op Sicilië zijn een hoop lokale gerechten te proeven en er wordt veel vis gegeten. De keuken is zeker de moeite waard om te ontdekken. Zo schreef ik al eerder over het ontbijt met Granita en een brioche, verder kun je er rijstballen krijgen (Arancini) en kun je pasta met zee-egel bestellen. In Castelbuono maken ze pasta’s en ijs van manna (afkomstig van de hars van de Fraxinus). Daar kochten we een potje van en aten het met luchtige cake. Bij de Agrifarm waar we verbleven werd elke avond voor ons gekookt en dat liet ons kennismaken met meerder aspecten van de Siciliaanse keuken: het voorgerecht is bijna altijd pasta gevolgd door vis of gepaneerd vlees met verschillende in balsamico en suiker gekookte groenten. Het enige waar de Sicilianen niet zo in uitblinken zijn de desserts. Je kunt een stuk fruit krijgen of Cannoli, maar daar daar houdt het wel mee op.
Als je van plan bent om Sicilië te ontdekken dan kun je prima een auto huren. Alleen rijden in de stad is een uitdaging. De voorrangsregels lijken in de stad niet te gelden. Lef en arrogantie loodsen je door de stad in plaats van de regels die je zo goed uit je hoofd hebt geleerd tijdens je rijexamen. En geen enkele auto ziet er ongeschonden uit. De meeste auto’s hebben deuken en scheuren of gebroken lichten.
Een andere tip: haal je Italiaanse talenkennis van zolder en poets hem op. In Italie spreekt men misschien een aardig woordje Engels, in Sicilië valt dat tegen. Met Google Translate kom je een heel eind, maar het is toch fijn als je jezelf niet te kakken zet met een mix van Engels, Spaans en Frans.
