Onder de mensen – fictie

$T2eC16JHJGEFFm088J-VBSYPWq0LMg__60_12

Sinds mijn moeder een mobiele telefoon heeft, want een smartphone wil ik het niet noemen, is mijn leven er niet beter op geworden.

Waar ik vroeger op zondagochtend stipt rond koffietijd een telefoontje kon verwachten met een zeer gedetailleerde update van het wel en wee in het Madurodam van mijn moeders brein, krijg ik nu dagelijks, DAGELIJKS, een update van alle zaken die er volgens mijn moeder toe doen. Zoals gisteren:
8:10: “Hallootjes! Lekker geslapen hier katten hadden honger. Zo naar Dekamarkt! Doei!”
11:01: “De volle melk was uitverkogt. Nu magere is niks. Buurvouw Loes komt zo om een bakkie.”
14:36: ” Loes is net weg haar zoon heeft een ongeluk gehad en zijn been gebroken, erg hé?”
14:40: “Ben niet helemaal lekker…”
14:58: “Denk dat ik verkouden ben…”
15:11: “Ga zo even thee met honing maken hoest word erger.”
16:23: “Thee is op, paraceetemol genomen en zo even tukkie doen.”
21:05: “Ik wilde je bellen maar ben mn stem kwijt! Echt ziek nu.”

Ik 22:00: “Zou je het fijn vinden als ik morgen op ziekenbezoek kom?”
Zij: 22:00: “Ja heel fijn lieverd.”

Ik parkeer mijn auto in de mistroostige seniorenwijk waar mijn moeder sinds het overlijden van mijn vader naartoe is verhuisd. Ze wilde graag onder de mensen blijven. Als ik uit de auto stap dan overvalt de stilte me zoals ze dat op een begraafplaats doet. Het is 11:00 en de enige met wie ik de straat deel is een zwarte kat die onderweg een plek om te slapen of eten. Nooit als ik hier ben, krijg ik het gevoel van onder de mensen te zijn.

De bungalow van mijn moeder ligt verscholen achter een haag van coniferen. Ik zeg voor de grap weleens dat ze achter Den Haag woont, maar dat snapt ze niet, want ze woont in Alkmaar. “Alkmaar ligt achter Heerhugowaard, gekkie,” zegt ze dan.

Ik weet dat ik niet hoef aan te bellen, want ze zit geheel volgens het bezoekersprotocol al een half uur de parkeerplaats in de gaten te houden. Ik wacht, misschien is ze wat langzamer, omdat ze ziek is. Maar ook na een minuut, wat in de wereld van mijn moeder echt een eeuwigheid is, besluit ik naar het raam van de woonkamer te lopen. Ik zie haar in haar badjas met bloemetjespatroon liggen op de bank omringd door een dekbed van volgesnoten zakdoekjes.

Ze heeft haar ogen dicht. Ik klop voorzichtig op het raam en meteen springen haar ogen open. Ze komt niet omhoog, ze maakt een flauw gebaar met haar hand. Ik heb geen idee wat ze daarmee bedoelt. Het lijkt er bijna op dat ze me wegwuift. Dat zou op zich wel goed uitkomen want ik heb nog aardig wat werk te doen en dit ziekenbezoek gaat zwaar ten koste van mijn productiviteit. Ik haal het zaligmakende idee snel uit mijn hoofd en roep door het raam naar haar: “MAM! KUN JE DE DEUR OPENDOEN?” Ze maakt geen aanstalten om op te staan. Weer dat gebaar met haar hand. Het lijkt erop dat ze richting de keuken gebaart. Ik loop om het huis heen richting de keuken en rommel aan de handgreep van de deur. Potdicht.

Op dat moment loopt Sambal, de kat van mijn moeder (eigenlijk heet hij Poekie, maar omdat we hem een keer sambal van de Chinees voerden en hij dat lekker bleek te vinden, doopten mijn broer en ik hem tot Sambal), door de haag heen en springt hij behendig op de richel voor het keukenraam en wurmt zich door het half open raam naar binnen.

Ik begrijp nu dat ik het voorbeeld van Sambal moet volgen. Het raam zit op ongeveer een meter hoogte, net te hoog om er gewoon in te stappen. Ik trek het raam verder open en hijs mezelf in de raampost waardoor ik met mijn buik op het aanrecht beland. Mijn knieën pers ik door het raam en ik schuif ze voor me uit waarbij ik twee glazen van het aanrecht trap, die aan gruzelementen vallen op de tegels van de keukenvloer. Als ik opkijk, staat mijn moeder in de deurpost.
“Wat doe jij nou?” zegt ze nauwelijks verstaanbaar, daarna volgt een hoestpartij.
“Mezelf binnenlaten,” zeg ik terwijl ik me van het aanrecht laat glijden. Ik hoor de scherven knisperen onder mijn schoenzolen.
“Ruim je …. ughe ughe … dat zo wel even op?” ze wijst op de scherven en draait zich langzaam om en sjokt terug richting de bank.

Ik pak Sambal op en loop haar achterna naar de woonkamer. Als ze weer op de bank ligt, wil ik haar een knuffel geven, maar ze schudt haar hoofd. “Bacteriën.” Ik doe een stap naar achter en ga in pappa’s stoel zitten.
“Hoe heb je geslapen vannacht?” Mijn moeder schudt haar hoofd.
“Heb je niet geslapen?” Ze knikt nu van ja.
“Okay wel geslapen dus, heb je ook goéd geslapen.” Ze schudt nee.
“Heb je iets nodig, wil je iets drinken?” Ze schudt ja.
“Water? Koffie? Thee?” Ze schudt vrij agressief nee.
“Cola?” een opgelucht ja. 

Ik loop weer terug naar de keuken en trek de koelkast open. Op dat moment trilt mijn telefoon in mijn zak om aandacht. Wellicht is het mijn opdrachtgever die vraagt waar het voorstel blijft.
Mijn moeder 11:15:  “Ik kan niet praten, stem bijna kwijt. Cola graag in groot glas met met logo van Coca Cola.”

 

 

 

 

 


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s