Op mijn negentiende kreeg ik mijn eerste autorijles van Henk.
Henk was in mijn studentenogen al heel oud, maar eigenlijk was hij eind twintig. Hij was rossig, had sproetjes en hij was niet dik, maar laten we zeggen, gelardeerd.
Mijn beste vriendin had ook les van Henk en soms hadden we een duoles, omdat dat gezellig was. Omdat je tijdens rijles eigenlijk je instructeur alleen maar en-profil ziet, viel het ons op dat Henk een speknek had. Je weet wel, wanneer er wat rolmopsen vet in de kale mannennek liggen. Daardoor kreeg hij van ons de weinig inspirerende bijnaam Henk Speknek.
Henk was het type dat, net als zijn speknek, zich op het randje begaf. Hij was niet het type dat je extra vaak door de woonwijk met de hobbels liet rijden om naar je dansende tieten te kijken, of regelmatig zei dat ‘als ‘ie geen vrouw had gehad, dan had ‘ie het wel geweten’. Henk was, zeg maar, de viezerik light, net niet ver genoeg gaan om er wat van te kunnen denken. Maar ergens wisten mijn beste vriendin en ik wel dat Henk Speknek verlangde naar spanning. En die had niks met de banden van de auto te maken.
Hoe ik op Henk Speknek kom? Vandaag was ik in de sportschool en het rook opeens ‘omin’ (ik heb dat woord altijd nog eens willen gebruiken) naar zweet. Ik dacht dat ik het zelf was. Ik rook aan mijn jasje, onder mijn oksel, maar mijn poriën leken niet van slag. Toen ik naar de stapel met steps liep om er één te pakken, werd de zweetlucht sterker toen ik langs een meisje liep. Ze had een aura van zweet.
Vroeger zweette ik ontzettend veel. Mijn puberteit begon vroeg. Mijn moeder jubelde van blijdschap toen ze op mijn achtste (!) ontdekte dat ik okselhaar kreeg, het was in een vakantiebungalow in Markelo. Behoorlijk zieke grap van moeder natuur om zo’n meisje van acht al van een zwarte mat onder de armen te voorzien. Met die eerste okselhaar kwam ook het overmatig zweten onder mijn oksels. Mijn moeder bleef maar flessen deodorant voor me kopen, maar het mocht niet baten. Het zweet bleef gutsen en dat maakte dat ik vier keer per dag wc-papier onder mijn armen klemde dat het vocht een beetje kon opvangen. Het was een soort van maandverband voor mijn oksels. Dat zweten duurde voort tot ver in mijn tienerjaren, dus ook toen ik met Henk Speknek in de Skoda door de Westfriese polder reed.
Het was warm in de auto. Dat vond Henk ook, dat zag ik aan de zweetplekken op zijn shirt net onder zijn oksels.
“Ik zweet ook altijd veel,” zei ik zonder enige tact. En ik vertelde over de wc-papiertjes onder mijn arm, twee keer per dag een schoon shirt, flessen deo, vieze luchtjes.
Henk zei: “Ik heb één woord voor je….”
Ik kon Henk niet aankijken, omdat ik moest invoegen op de A7. Maar ik brandde van nieuwsgierigheid naar de tip van Henk.
“Syneo 5.”
“Wat?”
“Syneo 5.”
“Wat is dat?”
“Ik dacht ook dat ik nooit van mijn zweetprobleem af zou komen. Maar mijn huisarts raadde me dit aan. Het is een klein doorzichtig flesje met blauw spul erin. Het staat bij de gewone deodorant en het is wel wat duurder. Maar als je het eenmaal opspuit dan zweet je gewoon niet, geen druppel. Dat werkt dan vijf dagen en dan moet je weer opnieuw opspuiten.”
Na de rijles fietste ik naar de drogist. Syneo 5 had een wat ouderwetse uitstraling ten opzichte van de hippe vrouwendeo’s, maar iedereen weet ‘don’t judge a book by it’s cover.’
En Henk had gelijk. Syneo deed precies wat hij voorspelde: na het opspuiten ervan zweette ik 5 dagen niet. Meer als die shit eenmaal was uitgewerkt produceerden mijn oksels een zweetlucht die letterlijk naar shit rook. De enige remedie was dan ook: snel weer Syneo opspuiten. Normaal gesproken raak je verslaafd aan dingen die je in je lijf moet spuiten, maar bij Syneo was een spuitje op de huid genoeg.
Enige tijd later slaagde ik met droge oksels voor mijn rijbewijs en verdween Henk uit mijn leven. Ik hoorde dat hij een paar maanden later zijn vrouw had verlaten voor een leerling van mijn leeftijd.