Ik heb mijn auto naar het gratisparkerenbuurtje gebracht, een wandeling gemaakt door Slotervaart (ik leef nog) en een milkshake gehaald bij de Halal Fried Chicken. Het leven lijkt normaal.
Deze week, twee jaar geleden, gebeurde er heel veel. Ik weet het nog precies. Het was zondag en ik zou Pandemic spelen met J., een spel dat ik samen met mijn ex ontdekte en uren kon spelen totdat we alle virussen hadden uitgeroeid. Terwijl J. onderweg was, kreeg ik een berichtje van N. of ik naar het Lucas Andreas ziekenhuis kon komen, omdat haar vader ernstig ziek was geworden. Ik beloofde haar dat snel ter plaatse zou zijn; dit was de eerste keer dat ze meteen belde dus ik wist dat ik moest gaan. Inmiddels was J. gearriveerd. Ik vond het lullig om haar direct weg te sturen, maar ze begreep het.
’s Middags bleef ik bij N. in het ziekenhuis wachten. In zo’n kamertje waar niemand zijn best heeft gedaan om het gezellig te maken. Het ging niet goed met N. haar vader, we lieten de deur op een kiertje staan. In de kamer naast ons had het bericht van de dood de naasten bereikt. Hartverscheurend gehuil, witte jassen die aan ons kiertje voorbij gingen. Ik keek N. aan, en we wisten allebei dat het niet lang meer duurde voordat de eerste tranen de ziekenhuisvloer onder ons zouden bereiken.
Om 19:00 moest ik gaan. Ik had mijn eerste date met hem. Ik weet nog dat ik hem een foto appte van een affiche dat in de ziekenhuislift hing. Het ging over het huren van een rollator. Ik schreef: ‘Na vandaag kan ik wel wat jong bloed gebruiken.” Hij was 5 jaar jonger dan ik.
Die week sloot er een deur in het leven van N. en in het mijne werd er eentje met een rukwind opengetrokken. Hij raasde mijn leven binnen om de deur ook weer met een keiharde klap dicht te blazen. En nu voelt het al maanden alsof ik in dat ziekenhuiskamertje zit.
Maar soms, soms staat de deur op een kiertje, en rennen er geen doktoren voorbij en hoor ik geen gejammer van anderen. Zoals afgelopen zaterdag toen twee vrienden trouwden in een gigantische tent waar geen ramen en deuren waren. Er viel niets te sluiten. Alles was open. De dj draaide het geluk waarop we dansten. En de man die ik sprak, alsof ik hem al jaren kende. En ik me later pas besefte hoe ik het prettig ongemakkelijk vond als hij even mijn schouder aanraakte, hoe zijn ogen somber maar ook ondeugend stonden en hoe hij “ik weet nu op wie jij lijkt, je lijkt op Reese Witherspoon” kon zeggen zonder dat het echt als een compliment overkwam.
Het is een kiertje, en ik wacht rustig af tot op een dag de deur, die ietwat verzwaard is, met een orkaan van minstens kracht 3 weer openwaait. Alleen dan mag het er wel eentje zijn met een mannennaam ;).
Mooi geschreven Lianne, besef ik me 😉