Trouw en rouw.
Twee woorden die maar een letter verschillen, maar qua betekenis verschillen ze de wereld.
Trouw betekent een verbintenis aangaan, meestal uit liefde of waardering. Je kunt trouwen met de persoon van wie je houdt, maar je kunt ook trouw zijn aan iets of iemand.
Rouw betekent het einde van die verbintenis. De periode die aanvangt na verlies, rouw betekent pijn en gemis.
Wie een geliefde verliest, stopt niet met rouwen. We nemen onze rouw mee totdat er om ons zelf gerouwd zal worden. De moeder van N, citeerde een stuk uit Tonio vandaag. “N. is een hangmat in mijn hoofd.” Hij blijft daar altijd hangen.
En rouw is persoonlijk. Iedereen rouwt anders. Ik wist van geen rouwen tot 8 maanden geleden. Maar vroeg of laat krijg je ermee te maken, het leven neemt, ook al ben je het er niet mee eens, en draagt je op te rouwen. De eerste weken van rouw trok ik mijn reacties in twijfel. Is het wel goed geweest? Maar dan roep ik mezelf tot orde en kalmeer mezelf met de woorden ‘dat het goed is’. En daarna kwamen de foto’s en de gesprekken en afspraken. Rouwen is vooral herinneren. De herinneringen op repeat zetten, vertellen en opschrijven opdat we ze niet vergeten.
Dat N. er niet meer is, is niet waar. Hij is hier, in onze hoofden, op onze foto’s, in onze telefoons, in mijn kledingkast, in mijn lakens, aan mijn sleutelbos, in mijn voortand, in mijn koelkast, op mijn nachtkastje, om mijn voeten.
Ik ben zo lang ik leef, trouw aan de rouw.
Waauw