Hij trok de achterdeur van de auto open en liet me een zwarte zak zien.
“Dit is het gereedschap dat je nodig hebt om een band te verwisselen.” Daarna liet hij de sleutelbos zien die bij de auto hoorde en pikte er een kleine sleutel uit. “En deze is voor het reservewiel.” Hij gooide de deur weer dicht en gaf een klap op het reservewiel dat achterop de auto was bevestigd. Ik knikte. “Ik heb geen idee hoe ik een band verwissel, dus als het gebeurt, bel ik jullie wel. Ik heb niet voor niets road-assistence bijgeboekt.” De medewerker van Sixt lachte zuurtjes en overhandigde me de sleutels.
Toen we diezelfde dag nog de eerste dirt road opdenderden wist ik dat het een kwestie van tijd was voor er een band zou klappen. De puntige keien vormden een risicofactor en ik hield mijn hart vast dat we niet ergens middenin de bergen een lekke band zouden krijgen. Met de Costa Ricaanse begrippen van tijd zou het namelijk weleens twee dagen kunnen duren voordat de hulp zou komen en tegen die tijd was ik waarschijnlijk al in wanhoop zelf met de krik in de weer gegaan.
Het duurde nog tot Puerto Jimenez voordat mijn nachtmerrie werkelijkheid werd. Nadat we de zoveelste rivier overstaken gebaarde een man die vanuit tegengestelde richting kwam met zijn wijsvinger naar beneden. ‘Waarom gebaart die man naar beneden?’ Vroeg N. Ik zei dat ik geen idee had, misschien staan mijn lampen niet goed afgesteld? In ieder geval voelde het niet alsof we een lekker band hadden. Maar ja als je met 20 kilometer per uur door grote gaten en over grove keien rijdt dan is het onmogelijk om nog enigszins verfijnd samen te zijn met je auto.
Toen we het stadje inreden, merkte ik wel dat het sturen moeizaam ging. We stopten om bananenbrood te halen bij de bakker en ik besloot om nog even de voorkant van de auto te bekijken en de manier waarop de auto naar rechts helde, maakte al duidelijk dat het foute boel was. De rechter voorband lag er slap en sneu bij (in het Frans is band pneu, dat leent zich dan weer beter voor een woordcombinatie met sneu). Direct kwam een tandeloze Costa Ricaan deze bandeloze vrouwen te hulp geschoten en hij zei dat we naar Antonio moesten rijden. Zijn routebeschrijving was niet heel accuraat, dus we vroegen bij het tankstation nog een keer naar Antonio. Opnieuw kregen we richtingaanwijzingen, maar eerst moesten we onze band laten vullen met lucht; ‘anders sloop je je banden’ zei de man van het tankstation. Die gast had geen idee dat we ruim een half uur over een onverharde weg hadden gereden met een lekke band.
Antonio was een kleine man van rond de 45. Zijn lichaam was fit en in zijn gezicht stonden vriendelijke rimpels. Hij hielp ons direct. Stelde voor om de band te plakken voor 3000 Colones (4,50!). Hij trok een dikke schroef uit onze band en hield hem omhoog: “tornillo!” Zei hij triomfantelijk. Ik pakte de schroef van hem aan, hoe noem je een souvenier met een nare bijsmaak? “Tu es Antonio, esso es Tornillo. Antornillo.” Ik probeerde een woordgrap te maken en gelukkig moest Antonio lachen.
Hij vertelde, zonder haatdragend te zijn, dat de Amerikanen jaren geleden, toen de economie goed liep, een groot deel van Matapalo hadden opgekocht. Dat land was weer in delen verkocht aan andere Amerikanen waardoor er nu veel gringo’s in de Osa zitten. Aan de manier waarop hij sprak, konden we merken dat hij er niet blij mee was. Antonio dacht er zelf over om naar San Isidrio te verhuizen, waar meer Reusing is en om dichter bij zijn dochter te zijn. Uiteindelijk is de liefde het belangrijkst vond hij. En met liefde maakte hij de band van onze auto. En terwijl hij bezig was, kreeg hij ook nog een telefoontje van zijn dochter. Het was allemaal prima, wij hadden toch geen haast.
Uiteindelijk zat de band er weer strak op. We betaalden Antonio het luttele bedrag en bedankten hem duizendmaal. “Jullie probleem is werk voor mij.” Zei hij schouderophalend. We reden weg, hopend voor Antonio dat andere mensen nog veel problemen zouden krijgen.