“Alle Joden zijn slim.”
“Hoezo zijn alle Joden slim?”
“Dat is gewoon zo.”
“Er zijn heus wel domme Joden.”
“Oh ja, ken jij ze dan?”
“Ik ken überhaupt geen Joden….oh jawel, J. zij is een van mijn beste vriendinnen. Die is niet dom?”
“Echt? Is ze bat mitswa geworden? Doet ze aan Sjabbat? Eet ze varkensvlees?”
“Jemig…weet ik veel. Volgens mij doet ze niet aan Sjabbat.”
“Dan is ze geen echte Jood.”
“Tuurlijk is ze een echte Jood. Haar moeder is Joods.”
“Spinoza en Einstein.”
“Wat?”
“Slimme Joden.”
Zo gaan de conversaties tussen mij en N. een Joods jongetje van 12 (bijna 13, naar eigen zeggen). Ik geef hem Nederlands, omdat hij thuis Engels en Nederlands met zijn ouders spreekt en zijn Nederlands dus lijkt op Engels en zijn Engels op Nederlands. Maar met dat laatste komt hij hier wel weg.
Ik mag hem. Hij is bijdehand en grappig en ik geloof dat hij mij ook wel mag. Zijn ouders mogen me geloof ik ook want ik mag niet naar huis voordat ik heb gegeten. En zo zit ik dus bijna elke week bij een Joodse familie in Amstelveen aan tafel.
Naar mij toe is N. een lief en bijdehand jongetje. Er is geen enkel teken van puberale streken of onredelijk gedrag. Maar vandaag toen ik aan kwam lopen hoorde ik, voordat ik aanbelde, N. keihard schreeuwen over een “boek”. Ik belde aan en hij deed paniekerig open.
“Mijn moeder heeft mijn Nederlands boek aangeraakt en nu is het natuurlijk weg.”
Hier openbaarden zich de eerste puberale trekjes; drama maken over de telefoon en moeder krijgt overal de schuld van. Dus ik hielp hem zoeken en na 5 minuten hadden we het gevonden.
Het leuke vind ik dat ik zelf ook nog wat van de lessen met N. opsteek. Zo leerde hij me wat een dab is. En ik begon hem al te stalken met plaatjes van dabs en was verrukt om te zien dat Willy ook van het dabben is. Maar net nu ik me weer jong begin te voelen, is de dab alweer oud. Dus ik vroeg hem wat nu ‘in’ is en hij vertelde me over de Water Bottle Flipping Challenge. Het is dus eigenlijk een flesje water in de lucht gooien en zorgen dat hij netjes op de tafel terecht komt. Het is daarbij belangrijk dat je daarbij heel stoer en beheerst overkomt.
Aan het einde van de les zei ik tegen N. dat hij morgen aan zijn docent Nederlands moet vragen welke woorden hij voor de toets moet leren.
“Zal ik een briefje voor je docent schrijven?”
“Nee…dat hoeft niet. Hij weet niet dat ik bijles heb.”
“Hoezo? Dat moet je toch van de daken schreeuwen?”
“Nee, ik schaam me voor je.”
“Ja ja, en ik schaam me voor jou. Niemand weet wat ik donderdagavond doe. Weten je vrienden wel dat je bijles krijgt?”
“Ja, die krijgen allemaal bijles.”
“Echt…nou daar was bij ons thuis echt geen geld voor.”
“Oh…maar wij zijn Joden. Wij hebben geld.”
Dat laatste vind ik leuk ja. haha.